“Kijk!” wijst Cees enthousiast, “daar heeft vandaag een ree gelopen!” Een paar passen verder staat Bennie stil, “dit moet een vos zijn, een hond heeft andere sporen,” constateert hij. Samen lopen ze over een maisakker, alleen verdroogde stoppels van de geoogste mais steken boven de modder uit. De lucht is grijs en er waait een koude wind. Bennie en Cees lijken het niet te merken, ingespannen turen ze naar de grond voor hun voeten.
Bennie Jolink en Cees de Dreu zijn gewapend met verrekijkers op weg naar de hoogzit in het gebied rond Hummelo waar Cees, met 3 combinanten, de jacht heeft. Wie denkt dat jagers voortdurend met geweren rond lopen heeft het mis. “Je moet eigenlijk voortdurend in het veld zijn en kijken, kijken en nog eens kijken. Waar huizen de hazen, hoe gaat het met ‘onze’ reeën en het eenden bestand? Cees is blij met de toezichthouder die hier een groot deel van het kijkwerk voor zijn rekening neemt. “De toezichthouder loopt echt dag en nacht in het veld, ik vertrouw volledig op zijn oordeel. Als jager schiet ik jaarlijks maar een enkele keer, in dit gebied jagen we hooguit twee keer een halve dag en één keer een hele dag. Verder blijft het bij kijken.”
Het gebied waar Bennie de jacht heeft ligt bij Rekken. “Vroeger had ik daar een studio, een onderkomen bij je jachtgebied is belangrijk. Net zoals voetbal een derde helft heeft kom je als jagers na afloop bij elkaar, dat kan heel gezellig worden. De verhalen die je dan hoort in de loop van de avond! De vossen worden steeds slimmer en de bokken steeds groter. Tijdens de jacht moet je tijdens een aanzit wel je mond kunnen houden. Ik jaag echt om in een andere wereld te zijn, geen discussies over wat dan ook. Begin jaren negentig heb ik mijn jachtakte gehaald. Dat was veel moeilijker dan ik dacht. Eerst heb ik lang op kleiduiven geoefend, je kunt niet maar zo gaan lopen schieten.”
Bennie is geboren en getogen in Hummelo, in zijn kindertijd was de jacht al iets wat erbij hoorde in het dorp. Cees verhuisde eind jaren zeventig naar Hummelo en kwam midden in het bos te wonen in het voormalige jachthuis van de jachtopzichter. Het behalen van zijn jachtacte paste volledig bij zijn nieuwe woonomstandigheden. Al snel had hij samen met zijn vrouw een vaste traditie aan het begin van het jachtseizoen; hazenpeper eten bij restaurant De Gouden Karper in Hummelo.
Bennie kan zich in de zomer al verheugen op de fazant met zuurkool die zijn vrouw voorstreffelijk klaar maakt. “Je hebt de kleine vijf waar je op mag jagen van 15 oktober tot eind december.” Op zijn vingers telt hij ze één voor één af. “Duif, fazant, haas, konijn en...?” “Eend!” vult Cees aan. Vanuit de Faunabeheerseenheid heeft de Wildbeheer eenheid Hummelo en Kepppel de opdracht om het afschot te realiseren . “Dat is dus zeker niet vrijblijvend”, legt Cees uit. “Aan het begin van het jachtseizoen krijgen wij te horen dat we bijvoorbeeld zeven bokken en acht geiten moet schieten in ons gebied. Dit gebeurt op basis van serieuse tellingen. Dankzij de kennis van de jagers van hun eigen jachtgebied weten ze welk dier ze zullen gaan schieten. “Voorafgaand aan de jacht bespreken wij dat eerst met elkaar. De bok met het afgebroken gewei, een vermagerde geit, dat zijn de dieren waar we naar op zoek gaan.” “Op een fazantenhen schiet je trouwens nooit”, is Bennie stellig. “Daar neem je je hoed voor af. Net als de eerste haas, ook die laat je lopen. Eerst maar kijken of er nog meer zijn.” “Of de leigeit,” vult Cees aan, “De geit die de groep reeën leidt, haar laat je zeker lopen Het zou de groep, of de sprong zoals het eigenlijk heet, in verwarring achterlaten.”
Of ze hun eerste geschoten ree nog herinneren? “Ik weet ze nog allemaal,” vertelt Bennie terwijl hij diep inademt. “Voordat je tot schot komt adem je eerst diep in, dan half uit en dan pas schiet je. De adrenaline giert door je lijf. Bij twijfel schiet je niet. Nooit! Je moet het dier goed in het vizier hebben en het schot moet in één keer zijn doel treffen. Er is op die manier geen biologischer stuk vlees dan wild. Ze hebben een vrij leven gehad waaraan in een fractie van een seconde een eind komt. Geen stress!”
Alleen schieten voor de braadpot is allang verleden tijd. De ree met keelhorzels, of de bok waar ze weken en weken naar moeten zoeken. De toezichthouder heeft gezien dat zijn gewei niet in orde is, dus de keus is gemaakt. Na het schot controleert een jager die daarvoor een opleiding heeft gehad de gezondheid van het dier. Een ziek dier komt niet terecht in keuken. Van de dieren die geschikt zijn voor consumptie gaat niets verloren. Samen met zijn vrouw houdt Cees in de gaten of het wildseizoen al bijna ten einde loopt. “Voordat het wild van de kaart verdwijnt ga ik samen met haar nog een keer hazenpeper eten. Heerlijk!” “Ah”, verzucht Bennie, “of een een goede Canard á l’orange. Dat is toch zo lekker.”